Op dinsdagavond 3 december 2019 ging de twee nieuwe productie van seizoen 2019/2020 van de Nationale Opera in première. La Cenerentola van Gioachino Rossini – oftewel Assepoester. Een avond vol vocaal vuurwerk werd ons op papier beloofd, met grote namen uit het belcanto-repertoire. En als Laurent Pelly de regie voor zijn rekening neemt, ben je verzekerd van een avondje pure show.
In een vloek en een zucht
Rossini schreef La Cenerentola in een vloek en een zucht. Slechts 24 dagen had hij nodig om deze bijna 3 uur durende opera te componeren. De tekst werd geleverd door Jacopo Ferretti. Ongetwijfeld inspireerde het hoge niveau van het libretto Rossini tot het schrijven van wat tot zijn beste muziek mag worden gerekend. De librettist had een hard hoofd in het succes, maar Rossini was er na zijn uitputtingsslag van overtuigd dat deze bijzondere versie van het sprookje snel op alle operabühnes te horen zou zijn. Hij kreeg gelijk.
In deze Assepoester zoek je tevergeefs naar een pompoen, een boze stiefmoeder of een glazen muiltje, zoals wij die uit het originele sprookje van Perrault kennen. Des te meer hebben Ferretti en Rossini geprobeerd met de vrolijke vertelling aan te haken bij het gedachtengoed van de Verlichting: alle mensen zijn gelijkwaardig! Rossini verheft Assepoester uiteindelijk tot de hoogste status, maar bij regisseur Laurent Pelly blijft ze veroordeeld tot het doen van huishoudelijk werk. Het hele verhaal is niets meer dan een dagdroom tijdens haar harde realiteit.
Door een roze bril
Het klassieke beeld van de dweilend Angelina (Cenerentola/Assepoester) mag natuurlijk niet ontbreken. De opera opent er zelfs mee. Het huis van Don Magnifico, voor wie ze werkt, is vervallen. Ze zingt eenvoudig voor zich uit, de ballade van de koning: “Er was eens een koning, die zocht een vrouw, maar vond er drie”. En in een klein momentje van rust transformeert ze naar haar eigen sprookjeswereld. De belichting kleurt vanaf nu veelvuldig roze op. Ze droomt het bezoek van prins Ramiro en zijn kamerdienaar Dandini. In haar droom ontwikkelt Angelina zich als een vrouw van vlees en bloed. Ze wordt zelfverzekerder en met behulp van Alidoro (in deze versie de dirigent van het geheel) ontdekt ze letterlijk en figuurlijk haar eigen stem. Behalve een simpele ballade blijkt ze tot minstens even zovele vocale hoogstandjes in staat als al haar nobele tegenspelers.
Van poetsvrouw tot prinses
Als na vele omzwervingen Ramiro en Dandini op zoek gaan naar de innemende vrouw die ze hebben leren kennen, maar uit het oog zijn verloren, komen ze opnieuw uit bij de familie Magnifico. Daar slooft Angelina nog altijd even hard en zijn de Don en zijn dochters Tisbe en Clorinda nog altijd even onaardig. Gelukkig is de prins niet gevoelig voor status en hij herkent haar aan het armbandje dat hij ooit aan haar gaf. Hij maakt haar van poetsvrouw tot prinses. De goedheid van Angelina blijkt als ze geen enkele wraakgevoelens koestert. Nou ja, één kleintje dan: “Hen vergeven is mijn zoete wraak”. Ach, was de wereld maar echt zo mooi!
In haar laatste scène laat Angelina horen uit welk vocaal hout ze gesneden is. In een lange dubbele aria schiet ze langs alle hoeken van haar vocale kunnen en vuurt ze talloze coloraturen op het publiek af. Tijdens de allerlaatste maten laten haar medespelers en het koor haar echter alleen achter en bij het slotakkoord staat ze weer in exact dezelfde positie als aan het begin van de opera, de vloer dweilend en wel. Waarschijnlijk snauwen zo meteen haar bazen er weer lustig op los.
Het showelement van Pelly
Laurent Pelly beheerst als geen ander regisseur het showelement van de opera. Zijn regies zijn superstrak, haast choreografisch te noemen, en baseren zich op de strenge regels van de komedie. De mimiek en bewegingen zijn bij de buffo-personen vaak uitvergroot terwijl de echte nobele personen (Ramiro en Angelina) heel naturel zijn gehouden. Op een aantal momenten na, wanneer er wel heel veel in de maat wordt bewogen en getrippeld, verveelt de productie nergens en komen alle rollen goed uit de verf.
Een sterke cast
Vocaal gezien staat de voorstelling als een huis. Belcantospecialist Lawrence Brownlee beschikt over een goed geëgaliseerde tenorstem met een soepele en energieke hoogte. Nicola Alaimo (Don Magnifico) is een buffo-bas uit het boekje; alle stemkleuren (nasaal, falset, aanstellerig, boos, etc) die hij maar kan gebruiken zet hij doeltreffend in. De jonge Alessio Arduini zingt met wendbare bariton de vele snelle noten van Dandini, terwijl Roberto Tagliavini als Alidoro juist laat horen dat baritons ook van het ruigere soort kunnen zijn. Julietta Aleksanyan (Clorinda) en Polly Leech (Tisbe) lieten wederom horen welk hoge niveau De Nationale Opera Studio heeft als je deze rollen uit eigen gelederen kunt bezetten.
Een stem als gepoetst zilver
Mijn hart werd echter gestolen door de Amerikaanse mezzosopraan Isabel Leonard. Aanvankelijk vond ik haar mat, voorzichtig, kleurloos en klein van stem. Maar naarmate ze zich ontworstelde aan het juk van Assepoester bleek dat ze haar stem steeds meer glans gaf. Zilver gaat pas schijnen als je het poetst. Heel knap om zo met je stem te kunnen acteren. Nergens krijg je bij haar het gevoel dat het ook maar enige moeite kost om al die coloraturen, registerovergangen en extreme hoogtes zo feilloos te kunnen zingen. Haar stem is niet per se groot van volume. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je soms je best voor haar moet doen. Maar als je dat eenmaal doet, word je beloond met pure charme en schoonheid en hoor je een directe lijn tussen haar en illustere voorbeelden als Teresa Berganza.
Het Nederlands Kamerorkest onder leiding van de jonge dirigent Daniele Rustioni lieten in de ouverture en in sommige grote ensembles nog wel eens horen hoe lastig het is om Rossini spatgelijk te krijgen, maar te oordelen naar de fraaie blazerssoli zal de voorstellingsreeks in orkestrale zin ongetwijfeld groeien.
Kijk hier wanneer de voorstelling van La Cenerentola van De Nationale Opera in december nog te zien is.