Sinds 2013, met haar grote doorbraak op het operatoneel als Ophélie in Hamlet van Ambroise Thomas aan de Brusselse Muntschouwburg, verovert Lenneke Ruiten de operawereld in rap tempo. Ze schitterde in producties op het festival in Aix-en-Provence, de Salzburger Festspiele en zelfs in La Scala in Milaan, het heilige der heiligen van de Italiaanse operawereld. Hoe beleeft zij haar succes?
Als ik Lenneke Ruiten opbel, heeft zij er net een pilatessessie op zitten. Gezond van lijf en leden: een absolute noodzaak voor een zanger? ‘Ik zit nu weer in een productie in Brussel waarin ik in bikini over de bühne mag huppelen, dus ja, dan moet je er wel een beetje op letten,’ lacht ze. ‘Maar het is vooral ook voor de conditie, dat is superbelangrijk. Sinds ik dit doe, heb ik veel meer uithoudingsvermogen op het toneel, je merkt het aan je longen, aan alles.’
Een memorabel jaar
Hoe heeft Ruiten 2019 beleefd? Was het een memorabel jaar? ‘Nou, misschien wel het meest memorabele is dat dit het eerste jaar in mijn carrière is, waarin ik het rustiger aan heb gedaan. Dat was eigenlijk heel spectaculair. Ik zit nu sinds 2003 in het vak en ik heb altijd ontzettend hard doorgewerkt. Ik had een beetje zo’n ‘is dit het nou?’-moment. Met name die opera is ontzettend intensief. Het gaat maar door, van de ene naar de andere productie. Vroeger was ik, op zijn zachtst gezegd, nog wel eens verbaasd over operazangers die al een eind in hun carrière zitten en die overal over klaagden, niets meer wilden en alles maar vervelend vonden. Ik dacht alleen maar: ‘jeetje, het lijkt me gewoon zo ontzettend gaaf, dat beroep!’
Opeens operazangeres
De laatste jaren stonden vooral in het teken van de opera. Was dat een bewuste keuze? ‘Ik ben in 2003 begonnen met het concertvak, met veel succes. Toen ik dat twaalf jaar had gedaan, heb ik ongelooflijk mijn best gedaan om in het operavak te raken. Ik heb wel honderd audities gedaan bij allerlei huizen, zonder succes. Ik ben uiteindelijk door de dirigenten waarmee ik concerten deed, op de operabühne terecht gekomen. Toen ik daar eenmaal stond, was ik opeens een hype. En toen hielden alle concerten opeens op, want nu was ik opeens operazangeres! Dat moet natuurlijk ook weer niet. Ik hoop de komende tijd concerten en opera meer te kunnen combineren.’
Een achtbaan
‘Op een gegeven moment merkte ik ook dat ik te veel deed,’ geeft Ruiten toe. ‘Als je eenmaal in het wereldje zit en je bent geliefd, dan houdt het eigenlijk niet meer op. Alles is leuk, en je plant twee, drie jaar vooruit. Dit jaar vier ik Sinterklaas dus tussen optredens in Florence en repetities in Brussel door. En dan ga ik met mijn zoontje ergens naartoe met vakantie omdat ik daar toevallig concerten hebt. Dan ben je eigenlijk toch niet met vakantie, kun je niet even helemaal uitschakelen. Dat wil ik niet meer; ik wil ook gewoon nog van het leven genieten.’
Stugge operaprojecten
‘Zo’n operaproject is gewoon superstug. Je moet er de hele tijd zijn. Ik was deze maand voor een concert in Florence, op uitnodiging van dirigent Zubin Mehta die overigens ziek werd en vervangen worden door Ádám Fischer. Dat zijn dan net drie dagen waarin ik echt weg kan in vier maanden tijd. Dat is eigenlijk het enige dat ik kan doen. Toevallig valt het Silvesterkonzert ‘Vive la folie’ waar jullie met MUSICO Reizen naartoe gaan, net in de twee weken vakantie die ik heb. En daar ga je weer: ga ik dus met mijn zoontje met vakantie naar Keulen! Toch weer wel…’
Een parade van succesnummers
‘Maar dit is wel een heel mooi concert natuurlijk. Dat vind ik heel leuk om te doen. Dit is de derde keer dat ik met Oudejaarsavond in de Philharmonie van Keulen sta, heel toevallig. Ik heb het programma zelf samengesteld. Vorig jaar heb ik praktisch hetzelfde programma in Salzburg gedaan, met de Camerata Salzburg. Het zijn superfijne, uitdagende stukken. Al zijn ze qua tekst misschien niet allemaal even passend voor zo’n feestelijke avond,’ merkt Ruiten lachend op. ‘Maar zo’n stuk als ‘Martern aller Arten’ uit Mozarts Die Entführung aus dem Serail is natuurlijk wel een lekkere binnenkomer. Het concert is een beetje een parade van alle rollen waarmee ik heel succesvol ben op dit moment, zoals Lucia en Konstanze.’
Meer romantiek
Op het programma staat ook de grote aria van Violetta uit de eerste akte van Verdi’s La traviata. Een blik op de toekomst? ‘Die rol heb ik nog nooit gezongen, maar dat zou ik wel heel graag doen. Ik heb Gilda gezongen in Rigoletto, maar ik doe eigenlijk niet zoveel belcanto en negentiende eeuw. Het is wel een kant die ik graag op zou gaan. Ik sta zo bekend als Mozart-zangeres dat ik daar altijd maar voor gevraagd wordt. Nu raak ik op die muziek nooit uitgekeken, maar het is wel enorm veeleisend. Je kunt je in Mozart als zangeres nergens verstoppen, je hoort álles. In veel muziek van de negentiende en begin twintigste eeuw kun je net wat meer vrijheid nemen.’
De eerste Agathe
Ruiten zong het afgelopen jaar voor het eerst Agathe in Der Freischütz van Carl Maria von Weber. Een rol die door velen als opstapje wordt gezien naar het Wagner-repertoire. ‘Die rol is mij aangeboden door intendant Eva Kleinitz van Opéra national du Rhin, die helaas in 2019 is overleden. Zij was één van diegenen die in mij meer zag dan alleen een Mozart-sopraan. En Agathe hoeft echt niet zo zwaar gezongen te worden. Ik zing ook Donna Anna en Elvira, die liggen helemaal niet zo ver van Agathe af. Het is een klein huis, we hadden een goede dirigent en een jonge cast. Dan kan ik zo’n rol heel goed zingen, en hoef ik echt niets te forceren. Het is een gewone, mooie, Duitse, vol-lyrische rol. Daar is niets Wagneriaans aan in mijn ogen.’
Hokjesdenken in de opera
Stoort Ruiten zich aan het feit dat men zo snel labels aan zangers en rollen hangt? ‘Ik vind het altijd heel moeilijk om in hokjes te denken. Ik groei, denk ik, wel in het Strauss-vak, en zal vermoedelijk wel rollen gaan zingen als de Kaiserin, Daphne of Ariadne. Die kun je op verschillende manieren bezetten. Zo’n rol als de Kaiserin ligt bijvoorbeeld best wel heel hoog, daar moet je gewoon een goede, lichte hoogte voor hebben. Daar kun je je niet doorheen brullen. Als ik die muziek hoor, kan ik me niet voorstellen dat Strauss dat met die lijnen zo bedoeld heeft, zo zwaar dramatisch. En Wagner idem trouwens. Ik houd helemaal niet van die traditie van dat harde brullen.’
Kan zwaar ook licht?
‘In Florence was ik met Ádám Fischer aan het dineren en hadden we het hierover. Hij dirigeert veel in Wenen: in de Staatsoper hoorde je in de jaren ‘60 en ‘70 stemmen, die zijn zo licht, en flexibel en helder. Ze articuleren fantastisch, spelen met vibrato kunnen prachtig poëtisch zingen. Die hebben een heel andere klank dan wat er tegenwoordig in die huizen allemaal verwacht wordt. Het moet allemaal zo verschrikkelijk hard. En dan wordt het snel zo vormeloos. Ik vraag me dan soms wel eens af waar dat aan ligt. Willen de luisteraars dat, is het een trend? Of aan de zangers zelf? Of aan slechte dirigenten die te weinig overwicht hebben op een orkest en het niet in de hand kunnen houden. Luider is beter, lijkt het, maar dan krijg je toch een heel ander, ongezond stemgeluid. Dan krijg je van die brullers met zo’n enorm vibrato. Dat slaat echt nergens op, dat is soms bijna een octaaf! Dan is het wel hard, maar wat hoor je dan nog, of wat versta je dan nog? Ik vind dat echt zonde.’
Een ander stuk
‘De orkesten zijn al een tijd gestopt met die heel brede vibrato’s, maar de zangers lopen hierop een beetje achter. Terwijl als je normaal zingt, je heel veel kunt. Ik heb dit jaar bijvoorbeeld het Requiem van Verdi gezongen met Gardiner. Met echt een groot orkest, maar dat was gewoon totaal geen probleem. Gardiner vroeg zelfs steeds of ik nog zachter wilde zingen dan ik al deed. Dan krijg je toch een heel ander stuk. Zonder die dikke vibrato’s hoor je de details in de harmonie van de zangpartijen gewoon veel duidelijker. En toch werd het nergens stijf barok. Ik zeg niet dat het beter is, of dat het alleen zo zou mogen, maar ik vind wel dat het publiek deze stukken ook op die manier zou moeten kunnen horen.’