Mahlers Symfonie nr 6 in a-klein is een met mythes omgeven stuk. Onduidelijk is of Mahler zelf de bijnaam “Tragische” op enig moment van componeren eraan gegeven heeft. Het zou mogelijk muziek bevatten die gewijd was aan zijn vrouw Alma, of haar zou beschrijven. Wilhelm Furtwängler beschrijft het stuk als “het eerste nihilistische stuk in de muziekgeschiedenis”. Bruno Walter, beroemd dirigent en tevens vriend van Mahler, achtte het werk voor hem “te donker qua expressie” om te kunnen dirigeren. Het stuk zou volgens hem “eindigen in hopeloosheid en in de donkere nacht van de ziel”.
Van het werk wordt altijd gezegd dat het sterk autobiografisch is. Met name in het laatste 4e deel, een hallucinogene, emotionele nachtmerrie van een half uur. Toen Mahler het stuk in 1906 reviseerde, verwijderde hij de laatste van een reeks van drie mokerslagen die het stuk zo beroemd hebben gemaakt. Veel Mahlerdeskundigen en liefhebbers vinden dat deze hamerslagen profetisch moeten worden geïnterpreteerd als het noodlot. Het noodlot was immers niet ver te zoeken in het leven van de componist. In 1907 zou Mahlers dochtertje komen te overlijden, kwam zijn uiterste houdbaarheidsdatum als directeur van de Weense Opera in zicht en werd een ernstige hartafwijking geconstateerd, waar hij vier jaar later aan zou overlijden. Drie tragische gebeurtenissen, dus drie hamerslagen. Maar zo kort door de bocht blijkt het allemaal niet te zijn.
De volgorde van de middendelen
Een van de eerste dingen die opvalt in een uitvoering is de volgorde van de delen. Mahler zelf had grote moeite om te bepalen in welke volgorde de afzonderlijke delen moesten worden gespeeld. Moest nou het scherzo of het langzamere Andante Moderato als tweede gespeeld worden? En om de verwarring (of moet ik zeggen besluiteloosheid) te vergroten, week Mahler bij de eerste uitvoering af van de volgorde zoals het werk aanvankelijk was uitgegeven. Dit leidde tot consternatie en verbazing bij dirigenten en luisteraars, die dit element meenamen in het bepaling van hun mening ten opzichte van de structuur en zeggingskracht van zijn zesde symfonie.
Overigens zou er helemaal geen verwarring moeten zijn over de volgorde van de delen. Mahler zelf dirigeerde het stuk altijd met het Andante als tweede deel en het Scherzo als derde. Hij was hierin zeer stellig. Goed, hij had het werk laten uitgeven in de omgekeerde volgorde, maar nog voor dat de partituren werden verkocht vroeg hij de uitgever om er een erratum bij te stoppen, dat er voor moest zorgen dat de symfonie altijd in de juiste volgorde zou worden gespeeld. Mahler moet overtuigd geweest zijn van zijn beslissing om op deze manier een wijziging aan te brengen op een reeds gedrukte partituur. Hij joeg zichzelf op extra kosten en het kon hem op hevige kritiek (van besluiteloosheid) komen te staan.
Postume verwarring
De verwarring ontstaat echter pas postuum. Alma Mahler stuurt in 1919 een telegram naar de dirigent van het Concertgebouw in Amsterdam, Wilhelm Mengelberg, waarin ze suggereert dat Scherzo-Andante de juiste volgorde is. Ook Mahler-deskundige Erwin Ratz draagt op zijn manier bij aan het misverstand. In de kritische editie van 1963 laat hij het werk uitgeven met Scherzo-Andante als de volgorde van binnendelen van de symfonie. Deze editie wordt vanaf dat moment door dirigenten en platenmaatschappijen als de Bijbel beschouwt, ook al druist het in tegen de enige volgorde die Mahler zelf gedurende zijn leven ooit heeft gedirigeerd of gehoord.
1, 2 of 3 hamerslagen?
En hoe zit het met die hamerslagen? Ook hier geldt dat het idee dat ze staan voor de klappen van het noodlot – met ook nog eens de voorspellende kracht zoals eerder genoemd – niet overeenkomt met hoe Mahler naar ze keek. Dit idee wordt ook tegengesproken door de coherente en overtuigende redenen die Mahler had voor het schrappen van de derde hamerslag. Ook hier zijn veel dirigenten ingegaan tegen Mahler’s overtuiging en hebben sommigen het werk altijd met drie hamerslagen uitgevoerd.
Maar hoe de feiten ook zijn, de ontstane meningen verdwijnen er niet mee, en hebben tot op de dag van vandaag stand gehouden. Ze maken deel uit van hoe het stuk is gespeeld, geïnterpreteerd en beluisterd. Decennia lang. Het hoeft overigens niet te betekenen dat uitvoering met de volgorde Scherzo-Andante of een met drie hamerslagen per definitie verkeerd is. Echter, de dirigent moet wel met zeer sterke analytische argumenten komen om zich te verdedigen ten opzicht van de ideeën van de componist Gustav Mahler zelf. Voor wie zich wil verdiepen in de ze materie kan terecht in het boek “The Mahler Companion” van Donald Mitchel of “Mahler’s sixth symfonie – a study” van de Mahlerspecialist Norman del Mar.
Hoewel het stuk dus aanleiding geeft tot interpretatieve controverses, is deze symfonie eigenlijk de eerste in het oeuvre van Gustav Mahler die het dichtst bij de klassieke vorm van de symfonie als genre blijf. Natuurlijk, deze symfonie is megalomaan opgezet qua vorm en schaal, maar na de eerste symfonie (die in feite een symfonisch gedicht is) schreef Mahler 3 symfonieën waarin de menselijke stem een belangrijk onderdeel was. De vijfde symfonie zingt zich door haar vijfdeligheid ook los van de standaard opzet.
Een duistere symfonie
Het eerste deel (Allegro Energico, ma non troppo) laat zich analyseren als een klassieke sonatevorm. Het opent met een grimmige tred van een mars in mineur. Het contrasteert met een lyrisch tweede thema (het “Alma-thema”). Die expositie herhaalt zich, een gebruik uit de klassieke Weense symfonieën, maar wat al lang uit de mode was. Het eerste deel eindigt in een uitbundige overwinning in majeur, Het enige gelukzalige moment van de gehele symfonie. De beschrijvingen van Walter en Furtwängler blijken hier te eenzijdig te zijn. De symfonie heeft een onweerlegbare duistere uitstraling, Echter het punt dat Mahler wil maken is dat hoe duister de muziek ook is, er is altijd een transformatie naar geluk mogelijk tot op het allerlaatste moment. De zesde van Mahler probeert constant dit geluksmoment te bereiken, maar slaagt daar in het laatste deel uiteindelijk niet in. Dat maakt de symfonie misschien wel tragisch, maar verre van nihilistisch!
Van abstract tot koebel
Toch daagt deze symfonie ook de symfonische conventies uit, zelfs als er aan wordt voldaan. Mahler componeert in zijn zesde symfonie op een hoog abstractieniveau, van teksten en programma’s zoals in eerdere symfonieën is hier geen sprake. Hij weet naast de abstractie wel emotionele dieptepunten en hoogtepunten te schilderen. Soms klinken delen van de muziek alsof ze buiten het geraamte van de gehele symfonie vallen. Een voorbeeld hiervan zijn de koebellen in het verstilde centrum van het eerste deel; het verklankt een visie op onbezoedelde wereld. Deze visie wordt heel stiekem de concertzaal binnengelokt en hint op een haast ouderwets pastoraal geluid. De wanhopige strijd die de rest van het eerste deel laat horen komt daarna des te harder binnen.
De koebellen keren ook terug in het langzame deel, en duiken opnieuw op in de finale. Hier staan ze voor hoop op emotionele stabiliteit die de muziek nastreeft, maar faalt om te bereiken. In het scherzo speelt Mahler met muziek die tegelijkertijd kinderlijk en ouderwets is. Maar het is in de groots opgezette finale, waar de micro- en macrostructuren samen lijken te vallen, dat alle belangrijke momenten van dit immense muzikale deel zich, als een symfonisch mes, in je diepste lijken te raken. Althans, dat zouden ze moeten doen. Alles staat of valt met de uitvoering. De hamerslagen dienen meer te zijn dan bruut en grof (klank)geweld, ze onderstrepen het falen van de muziek om een overwinning te bereiken. De hamerslagen laten de muziek schiften van angst. Ze blijken de nagels aan de doodskist van de symfonie te zijn, die aan het einde tot niets verkruimelt.
Een autobiografisch document?
Elke poging om de symfonie louter als autobiografisch te beschouwen schiet te kort. De muziek schetst in het algemeen het beeld van het opgeven van de hoop. Maar tijdens de laatste maten klinkt een persoon die iets heldhaftigs heeft. Misschien is dit Mahler zelf, of wellicht een ander symfonisch super-ego? Beter is het om onszelf als luisteraar in deze persoon te herkennen. De luisteraar als tragische anti-held of -heldin in het drama van de zesde symfonie.
Paradoxaal kan deze niet-zegevierende symfonie tot catharsis leiden. Het confronteert ons met de grenzen van het muzikale en het symfonische, en laat ons extreme klanken horen die uniek in hun soort zijn, zelfs nog ruim een eeuw na componeren. Het beste voorbeeld hiervan is het droomachtige klankveld waarmee de finale opent, en dat steeds zal terugkeren in het vierde deel, elke keer net ietsjes intenser. Alsof iedere draai aan het symfonische wiel ons dichterbij bij de vergetelheid brengt. En precies dat maakt Mahlers zesde symfonie zo bijzonder; gegoten in een klassiek keurslijf wordt de luisteraar een wereld voorgeschoteld die in vergelijking met al zijn andere symfonieën het meest surreëel, imaginair en emotioneel verontrustend is.