De Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden behoort tot een van de belangrijkste musea voor oude kunst in Duitsland. Het herbergt een waardevolle collectie Vlaamse Primitieven, Italiaanse renaissancekunst en zeventiende-eeuwse Hollandse meesters. Hoogtepunt is natuurlijk de Sixtijnse Madonna van Rafaël. Maar naast al deze prachtige werken bezit dit museum nog een kostbaar kleinood: een sublieme pastelverzameling. Bij het grote publiek niet zo bekend maar geroemd door de connaisseurs.
Een delicaat materiaal
Al vanaf de vijftiende eeuw gebruikten kunstenaars pastel om te schetsen maar vanaf 1700 begon men er zelfstandige kunstwerken mee te maken. Pastelleren houdt het midden tussen schilderen en tekenen. Er wordt gebruik gemaakt van pastel en dat heeft meestal de vorm van een krijtje – ook al zit er niet altijd krijt in. Het is uiterst zacht materiaal – eigenlijk laat een pastelkrijtje alleen maar wat poeder los.
Pastel wordt in heel veel kleuren geleverd omdat de kunstenaar de kleuren niet zelf kan mengen. Hij kan wel verschillende kleurlagen aanbrengen die in elkaar overvloeien en die met een vinger of een z.g. doezelaar uitgewreven kunnen worden. Pastel hecht zich vrij moeilijk aan de ondergrond; bij het minste of geringste kan er poeder loskomen. Daarom is het gebruik van papier met een structuur waaraan de krijtdeeltjes zich goed kunnen hechten heel belangrijk. Vaak worden de pastels met een fixatief bespoten wat wel een nadelig effect op de kleur kan hebben. Pastels zijn bijzonder kwetsbaar en worden daarom altijd van een passend passe-partout en glas voorzien.
Populair pastel
De waardering voor het pastel nam vooral toe in de zeventiende en achttiende eeuw. Vooral bij de adel en aristocratie die zich graag met het delicate materiaal lieten portretteren. De fluweelachtige zachtheid en de schitterende, subtiele kleuren van het pastel pasten perfect bij de uitstraling van hun klasse en sloten naadloos aan bij de luchtigheid, sierlijkheid en speelsheid van de heersende rococo-esthetiek. Alleen al in Parijs werkten rond 1750 ongeveer 2500 kunstenaars met pastel. Voor hun opdrachten waren zij veel onderweg.
Ten opzichte van de schilders had een pastelkunstenaar een groot voordeel: hij had alleen maar een paar dozijn krijtjes mee te nemen en hoefde geen rekening te houden met een droogproces van de verf! In een zitting kon hij al heel wat doen – het pastel was veel minder arbeidsintensief dan een olieverfschilderij en de prijzen lagen vaak even hoog. Of het nu impressionisme, fauvisme, surrealisme, abstracte of figuratieve kunst is – vanaf de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag wordt er nog steeds volop geëxperimenteerd met materiaal en techniek.
Vrouw in een mannenwereld
Kunst was in het verleden vooral een mannenzaak maar het was een vrouw die van het pastel een echte kunstvorm wist te maken. De Venetiaanse Rosalba Carriera (1675 – 1757) was een absoluut fenomeen in haar tijd. Zij was oorspronkelijk opgeleid als miniatuurschilder maar toen zij eenmaal haar ware roeping in het pastel had gevonden, stroomden de opdrachten binnen. Na het overlijden van haar vader zag zij zich gedwongen om haar moeder en haar twee jongere zusjes te onderhouden en als jonge, ongetrouwde vrouw reisde zij – rond 1720 – met haar familie door heel Europa.
De portretten van haar welgestelde en invloedrijke clientèle met hun kostbare juwelen, elegante kleren, modieuze kapsels en voorname uitstraling waren van een uitzonderlijke kwaliteit en vonden gretig aftrek – er werden letterlijk vorstelijke bedragen voor betaald! Haar succesvolle carrière werd overschaduwd door tragiek. Haar moeder en haar jongste zusje – die haar assisteerde bij haar werkzaamheden – stierven een jaar na elkaar in 1737 en 1738 en Rosalba Carriera zelf kreeg een oogziekte. Tweemaal werd de kunstenares geopereerd maar dat kon niet verhinderen dat zij de laatste elf jaar van haar leven volkomen blind was.
Carriera in Dresden
Frederick August II – keurvorst van Saksen – was zo enthousiast dat hij tientallen werken van haar kocht en deze vormen de basis van de huidige collectie in de Gemäldegalerie Alte Meister. In een klein kabinet – ter ere van haar ook wel de Carrierastrasse genoemd – hangen haar portretten. Daar staan we op ooghoogte met de fine fleur en high society van Europa. Verfijndheid, koelheid en raffinement stralen ons tegemoet maar bij langer kijken zien wij ook de kwetsbaarheid en gevoeligheid van mensen die leven in een geprivilegieerde wereld. Het zelfportret van Rosalba Carriera als oudere vrouw – Winter getiteld – neemt natuurlijk een aparte plek in de collectie in. Wij zien de gevierde kunstenares zoals zij zichzelf zag: een zelfbewuste, niet geflatteerde, sympathieke vrouw op leeftijd die weet waar zij voor staat.
Op eenzame hoogte
Rosalba Carriera was en bleef een talent op eenzame hoogte en kende helaas geen vrouwelijke opvolgers – het waren de mannen die haar plaats innamen. Een van haar leerlingen – Jean-Etienne Liotard (1707-1789) – zou samen met Quentin de la Tour (1704-1788) en Jean-Baptiste Perroneau uitgroeien tot de bekendste pastelkunstenaars van de achttiende eeuw. In Dresden hangt Liotards beroemde pastel Het chocolademeisje – een bijna realistisch fotoportret. Haar jurk, haar fijne gezichtje, het licht dat in het glas water valt, het dienblaadje met het fraaie porseleinen kopje – het lijkt net een zeventiende-eeuws Hollands genrestukje. Dit keer geen aristocratische finesse maar burgerlijke deugdzaamheid!
‘Het is een van de allermooiste pastels ooit gemaakt’, luidde de lovende kritiek uit zijn tijd. Het waren de woorden van niemand minder dan Rosalba Carriera – de pastelkoningin – die de toekomst van haar geliefde medium verzekerd zag.