Het klassieke beeld dat we van Schubert hebben is dat van een componist die jong stierf en slechts in beperkte kring bekend was in zijn geboortestad Wenen. Een voorstelling die perfect past in het romantische beeld van de kunstenaar die eenzaam op zolderkamertje in armoedige omstandigheden zijn meesterwerken schrijft.
De werkelijkheid is in de meeste gevallen iets genuanceerder, zo ook bij Schubert. In de eerste plaats was Schubert bepaald niet eenzaam en geheel onbemiddeld was hij ook niet. Dat hij veel te vroeg stierf, is wel weer waar.
En juist omdat zijn vriendenkring flink wat kunstenaars telde, is er een behoorlijk aantal portretten van Schubert gemaakt. Het meest bekende portret is de aquarel die Wilhelm August Rieder in 1825 van hem maakte. Volgens anderen had Rieder zijn vriend hier opvallend goed getroffen. Naar verluid had Rieder het gemaakt toen hij tijdens een storm een veilig heenkomen zocht en even schuilde bij Schubert.
De vrienden ondertekenden het aquarel en Rieder vermelde er nog bij dat het ‘nach der Natur’ getekend was. Later is ook de sterfdatum van Schubert nog toegevoegd.
Op dit portret zien we een jonge man ‘en trois quart’: hij zit niet recht naar de toeschouwer toe, maar heeft zich ook niet helemaal afgewend; een rond gezicht met een hoog voorhoofd, een rond brilletje waarachter ietwat dromerige ogen en bakkebaarden. In zijn hand houdt hij een boek vast, alsof Rieder hem al lezend aantrof, toen hij binnen kwam rennen om te schuilen tegen de regen.
Van het aquarel maakte Rieder later een lithografie en hij schilderde nog meer portretten met telkens dit aquarel als uitgangspunt. Zo heeft dit beeld van Schubert zich in ons collectieve geheugen gegrift.
Dan valt ook de schets op die Leopold Kupelwieser al in 1821 van Schubert maakte en de schets uit 1825 die mogelijk van de hand van Josef Eduard Teltscher is. Weer zien we dat hoge voorhoofd, dat kenmerkende ronde brilletje en bakkebaarden die een rond gezicht omlijsten. Zowel Kupelwieser als Teltscher waren vrienden van Schubert.
Ook de schets die Friedrich Johann Gottlieb Lieder in 1827 maakte, toont grote gelijkenissen. Nu maakte Friedrich Johann Gottlieb Lieder geen deel uit van de vriendenkring van Schubert. Hij had naam gemaakt als portrettist en het lijkt erop dat deze schets een voorstudie is geweest voor een aquarel die Lieder in opdracht Johann Esterházy heeft vervaardigd. Het is niet bekend op basis waarvan hij deze schets heeft gemaakt. Had hij een voorbeeld of heeft hij Schubert ergens ontmoet en toen snel een schets gemaakt?
Wie bovenstaande beelden kent, vindt Schubert dan ook met gemak terug op allerlei aquarellen die vrienden van Schubert hebben gemaakt tijdens uitjes en bijeenkomsten, zoals de volgende aquarel:
De vrienden moeten veel plezier hebben gehad bij de opvoering van een pantomimespel, met de verbeelding van de zondeval. Kupelwieser is de Boom der Kennis terwijl Schobert zich als de slang om hem heen vouwt. Broer en zus Franz en Therese Derffel verbeelden Adam en Eva. Schubert zelf vinden vooraan terug, aan de piano (bril: check, bakkebaarden: check, rond gezicht met hoog voorhoofd: check).
En dan de ingekleurde ets van Ludwig Mohn, gebaseerd op tekeningen van Franz von Schober and Moritz von Schwind, waarschijnlijk uit 1823, met als titel Atzenbrugger Ballspiel.
Het gezelschap vermaakt zich prima in de buitenlucht, de een musiceert, de ander heeft net een bal omhoog geworpen en ja wel …. helemaal vooraan. Daar zit Schubert rustig op de grond een pijp te roken.
De vrienden waren geregeld op Schloss Atzenbrugg te vinden. De neef van Franz von Schober was hier rentmeester, de vrienden konden daarom makkelijk hier een aantal dagen vertoeven. De eerste Schubertiades vonden ook hier plaats.
En er zijn meer van dit soort ‘vakantie-kiekjes’ waarop Schubert terug te vinden is.
En dan tot slot het schilderij in de junimaand van de MUSICO-kalender. Het schilderscollectief RAVAGE maakte dit schilderij een aantal jaar geleden. Het is duidelijk dat RAVAGE zich heeft laten beïnvloeden door de tekeningen en schetsen van Rieder en Kupelwieser.
Maar nu zien we Schubert ‘en profil’, brilletje en bakkebaarden zijn ook weer aanwezig. Toevoeging is de lichte blos op de wangen. Heeft Schubert net een flinke wandeling gemaakt à la ‘Das Wandern’ uit Die Schöne Müllerin?
Van melancholie of dromerigheid is in elk geval geen sprake. De persoon Schubert kunnen we niet meer terughalen, maar in zijn portretten kan iedereen wellicht zijn eigen zelfportret zien, of zijn eigen gemoedstoestand vertolkt zien. De muziek van Schubert sluit hier altijd naadloos bij aan, van ongekunsteld opgewekt zoals bijvoorbeeld het afsluitende Presto Vivace uit de Tweede Symfonie tot de tragiek in ‘Der Leiermann’, het laatste lied uit Winterreise.